ONZEKERHEID

De zaal was benauwend
vol met mensen,
die in elkaars ogen
zichzelf bevestigd zagen.
Met een zondagse glimlach
op hun gesteven gezicht
zich zo wisten te gedragen,
dat niets van hun onzekerheid
doordrong in het licht.
Gedachten trokken zich terug
uit gepantserde woorden,
die stram in het gelid
tot de lijfwacht hoorden
van succes en macht.
Langzaam viel de nacht.
Niemand zei meer iets.
De zaal bloedde leeg.
Alleen op weg naar huis
krompen ze tot niets.

Beluister gedicht:

BEJAARDE STAD

Geboren ben ik in een bejaarde stad.
Haar toren stak
boven mijn gedachten uit.
Haar armen reikten over het land,
dat groen zich vleide tussen de verhalen.
Het tij getemd, de zee gezoet.
Loze vissers op het droge.
Geruisloos stroomde water
langs de dijk, een muur verzakte soms,
een gevel boog. De torenspits
bewoog nog in de handen van de wind.
Ik was een kind in een verdroomd gedicht.
In elk woord woonde een geheim,
het lag te slapen in de verweerde straten,
de kromgebogen huizen en de zee.
Soms zag ik een schip mijn leven
binnenvaren, de zeilen glinsterend nog
in de goudomrande zon.
Ik kon de schipper zien verdwalen
op het dek, een bruine vlek in
het vergulde licht.
Het gezicht van water vergat ik niet.
De stad vond ik verkleind terug.
Nog draagt de zee haar op haar rug
en zingt de wind.

Beluister gedicht: